Terug

Louis XVI – periode klapbuffet

Een typisch en eigenzinnig Hollands meubelstuk dat nergens anders in Europa werd gemaakt, een zogeheten klapbuffet, dat is vervaardigd gedurende de Louis XVI-periode omstreeks 1785-1800.

De meeste 18de eeuwse Nederlandse Patriciërshuizen hadden nog geen aparte eetkamer, waardoor de ontvangstkamer ook als eetkamer gebruikt moest worden. De inrichting en meubelstukken in deze ruimte moesten dus zowel representatief als praktisch zijn. Één daarvan was het multifunctionele klapbuffet dat in gesloten toestand oogt als een commode met twee deuren (commode à vantaux), welke toen der tijd ook wel werd aangeduid als “comode-buffet of buffet-comode”. Maar wanneer het bovenblad wordt opgeklapt, kunnen de kleine plankjes (étagères) die aan de binnenkant zijn bevestigd, naar beneden klappen. En afhankelijk van de uitvoering; kunnen er aan weerszijde nog twee laden met schuifdeksel worden uitgeschoven of twee uitklapbare bladen (tabletten) die rusten op uittrekbare sloofjes (tirettes) om het werkblad te vergroten. In het werkblad van sommige klapbuffetten bevindt zich een tinnen spoelbak die afsluitbaar is met houten deksel. De nog rijker uitgevoerde exemplaren hebben in het bovenblad ook een tinnen kraantjeskan verwerkt zitten die dienst doet als fonteintje en bij het neerklappen van het bovenblad perfect past in de spoelbak.

Het klapbuffet kan gebruikt worden als aanrechttafel, om gerechten vanuit de keuken verder aan te richten en vanaf te serveren. Maar ook om ter plekke, na de maaltijd het glaswerk te spoelen, dat overigens veelal door de vrouw des huizes zelf werd gedaan, omdat zij haar kostbare glazen niet aan het dienstmeisje toevertrouwde.

Dit klapbuffet is opgebouwd uit Eikenhout belijmd met fineer van vele verschillende Europese en Exotische houtsoorten. Zoals Satijnhout-, Amarant-, Bahia Rozenhout-, Palissander-, gekleurd en Gewaterd Esdoorn-, Mahonie-, Buxushout, etc.

Het klapbuffet is rijkelijk en uiterst verfijnd gedecoreerd met marqueterie van acanthus arabesken op de deuren, afhangende guirlandes op de overhoekse zijstijlen en een groot ovaal op het bovenblad met eikels  & eikenbladeren. Daarnaast is er nog een diversiteit aan bieswerk en vergulde messing monturen.

Unieke details zijn de Japanse lakwerkpanelen met landschapsvoorstellingen in diep reliëf en de complete zinken wasbak & kraantjeskan.

Herkomst: Familie van Boetzelaer

Verkocht

Familie van Boetzelaer 

Het oudste archiefstuk dat refereert aan de familie van Boetzelaer dateert uit 1265. In die tijd vestigde het geslacht “van den Boetzelaer” zich in het hertogdom Kleef. Het stamslot “Burcht Boetzelaer ligt ten oosten van Kalkar aan een oude Rijnarm. 
 
In de 15e eeuw huwde Rutger van den Boetzelaer (1404-1460) met Elburg, vrouwe van Langerak en half Asperen. Hun zoon Wessel van den Boetzelaer en diens nakomelingen bleven in Nederland gevestigd.

Het Kleefse bezit kwam aan Wessels jongere broer Zweder, die daarmee de stamvader werd van de Duitse tak van de familie, die in 1711 is uitgestorven. Asperen bleef beheerd door leden van de oudste tak. 

Vanaf de 15de tot de 20ste eeuw heeft de familie van Boetzelaer zich gevestigd in verschillende plaatsen in de provincies Drenthe, Gelderland, Utrecht & Zuid-Holland. 

Leden van de familie van Boetzelaer droegen titels als Heer, Baron & Graaf en beklede diverse belangrijke functies als Drost & Regent. Waarvan Gideon: Baron van de Boetzelaar (15691634) ambassadeur van de Verenigde Provinciën bij de koning van Frankrijk, heer van Langerak en van 1620 tot 1634 stedevoogd van Loevestein & Woudrichem en ambachtsheer van Carnisse, de bekendste is geweest. 

De tegenwoordige Van Boetzelaers komen uit een zijlijn van de tak van Asperen. Zij stammen allen af van Coenraad Carel Vincent van Boetzelaer (1776-1845), heer van Dubbeldam.