Terug

Franse Secrétaire à doucine door François Bayer

Een Franse Secrétaire à doucine vervaardigd gedurende de korte overgangsperiode van Louis XV naar Louis XVI, de zogeheten Transition-periode omstreeks 1765-1770. Opgebouwd uit Eiken-, Beuken- & Naaldhoutsoorten belijmd met fineer van Bahia Rozenhout-, Palissander- Esdoorn-, Amarant- & Mahonie. Het meubel is gedecoreerd met parqueterie, verfijnd gegoten & vergulde bronzen monturen versierd met verschillende C-krullen, Rocaille-/schelp & bladermotieven en afgezet met een geprofileerd blauw-grijs geaderd marmeren blad.

Het meubel heeft aan de onderzijde een beschilderd monogram PB en draagt, op de bovenzijde onder het marmeren blad, de stempel van de maker François Bayer te samen met het Franse gilde monogram JME (Jurande des Menuisiers-Ebénistes). Ook bevindt zich hier een brandmerk, van de letters J-G met in het midden het gekroonde stadswapen van Amsterdam, van het Sint Josefs Gilde. Dergelijke stempels werden aangebracht als controle(keur)merk op ingevoerd niet-Amsterdams meubilair zodat deze stukken vrij verhandelbaar werden. Dit brandmerk is in 1771 of vlak daarna aangebracht toen dit door de stadsraad verplicht werd gesteld.

Unieke details zijn het originele verzilverde inktstel, handgeschreven label, stempels, etc. en de persoonlijke tekenattributen. 

Afmetingen; Hoogte: 78 cm, Breedte: 80 cm, Diepte: 41 cm.

Herkomst: Familie Verspyck Mijnssen 

Verkocht

François Bayer 

De uit oorspronkelijk Duitsland afkomstige François Bayer was verhuisd naar Parijs en werd officieel “maître” (meester-meubelmaker) op 5 december 1764. Hij was een getalenteerd “marqueteur” beroemd om zijn voorstellingen van bloemen, muzikale attributen & jachttaferelen en combinaties hiervan. Zijn beste werken heeft hij vervaardigd in de Transition-periode van de late jaren 1760 & 1770. Hij is tien jaar werkzaam geweest aan de Rue du Faubourg Saint-Antoine en zijn vakmanschap leverden hem beroemde klanten op, zoals de Gravin van Custine en de Graven van Brancas en Saint-Cyr. Hij verhuisde naar de Rue Saint-Honoré voor een meer prestigieuzere locatie voor zijn klanten en in de hoop meer belangrijke klanten aan te kunnen trekken. Deze droom werd helaas geen werkelijkheid, zonder kapitaal en gebukt onder schulden leed hij twee faillissementen in 1780 & 1781 en was hij genoodzaakt zijn bedrijf te verkopen. Hij stopte toen ook met zijn beroep als meubelmaker en probeerde samen met zijn vrouw het leven weer op de rit te krijgen. Hij leefde in armoede tot 1785, waarna hij niet meer in bronnen wordt vermeld, vermoedelijk door overlijden.

Meubilair van zijn hand is te bezichtigen in diverse Europese & Amerikaanse museums en vele andere publieke & privé collecties.

Familie Verspyck Mijnssen 

De stamreeks begint omstreeks 1565 met de geboorte van Meins Janszoon en is komen te overlijden in 1605 wonende te Harderwijk. Zijn zoon Willem Meijnssen (?-1656) was gemeensman in Harderwijk. Willem’s zoon, Jan (1633-1692), vestigde zich als timmerman in Amsterdam. En een kleinzoon van Jan, Jan Meijnssen (1708-1789), was makelaar van beroep en droeg de titel heer van Wulverhorst.

Jacob Christiaan Verspyck Mijnssen (1856-1924), generaal-majoor der infanterie, trouwde 1ste Jonkvrouw Jeanne Claudine Désirée Verspyck (1856-1890), lid van het geslacht Verspyck. Als weduwnaar hertrouwde hij in 1893 met de zus van zijn eerste vrouw: Jonkvrouw Lina Adrienne Verspijck (1865-1952). In 1898 werd hem bij koninklijk besluit naamstoevoeging verleend tot Verspyck Mijnssen en zo werd hij de stamvader van de tak Mijnssen met die dubbele naam.

In 1920 werd het geslacht opgenomen in het Nederland’s Patriciaat; heropname volgde in 1958.